
Nieuwe werelden openen, is wat we doen
Voor Narthex schreef Bert Roebben een recensie van het inspiratieboek Nieuwe Werelden openen: ‘De perspectiefgerichte benadering doet eer aan de meerstemmigheid van religie en religie-onderwijs en neemt de levensbeschouwing van leerlingen serieus. Maar het vraagt ook veel van leraren en lerarenopleidingen.’
De perspectiefgerichte benadering doet eer aan de meerstemmigheid van religie en religieonderwijs en neemt de levensbeschouwing van leerlingen serieus. Maar het vraagt ook veel van leraren en lerarenopleidingen.
Goed religie-onderwijs steunt op levensbeschouwelijke geletterdheid. De Engelse onderwijskundige Martha Shaw definieert het als “worldview literacy”: een gemeenschappelijke “grammatica” die de verschillende “moedertalen” van leerlingen in de klas met elkaar verbindt. Die geletterdheid is nodig om elkaar te verstaan en het over hetzelfde te kunnen hebben. Het maakt mensen vaardig in het benoemen van eigen ervaringen en achtergronden in de communicatie met elkaar. Zoals ik schrijf in mijn boek Godsdienstpedagogische cartografie: “Waar dit leerproces niet of onvoldoende gebeurt, zal het religieuze taalspel in al zijn ambiguïteit en diversiteit ongedefinieerd blijven en op zichzelf gaan woekeren. Kinderen verliezen dan de moed, de goesting en het overzicht om zelfstandig te denken en te handelen in dit complexe veld. In Europa mogen we van geluk spreken dat religieuze en levensbeschouwelijke diversiteit in de klas in grote mate ter sprake kan komen” (p. 47). In de huidige geopolitieke omstandigheden lijkt dit me een Europese verworvenheid die we ons niet mogen laten ontfutselen. Integendeel, we moeten er trots op zijn en er zorg voor dragen.
In Nederland hebben de partners van het Expertisecentrum LERVO deze uitdaging begrepen. Met succes sloegen ze de handen in elkaar om met academische, identiteitsbetrokken en praktijkgeoriënteerde steun een basiscurriculum voor levensbeschouwelijke geletterdheid te ontwerpen en te implementeren. Op zich is dit al een krachttoer, waaraan wellicht veel overleg voorafging, maar ook de moed om dit aan te pakken, ideologische grenzen te overschrijden en bij elkaar in de leer te gaan verdient respect.
Het resultaat is een perspectiefgerichte didactiek die zowel het lerend subject als de zaak zelf ernstig neemt. Het kadert het geheel in de maatschappelijke aandacht voor burgerschapsvorming. In het eerste inspiratieboek worden vooral perspectieven ontwikkeld die met persoon en zaak van doen hebben; in het volgende komen eerder de maatschappelijke perspectieven aan bod. Ik bespreek drie positieve aspecten van dit eerste boek en drie aspecten die nog verdere uitwerking behoeven.
Persoonsvorming voorop
Positief is vooreerst dat persoonsvorming voorop staat. Dat was niet het geval in eerdere ontwerpen van het model. Persoonlijk vind ik het van groot belang dat jongeren gezien worden als mensen, ieder met hun eigen (persoonlijke en/of institutionele) levensbeschouwing in volle ontwikkeling. Deze schuurt en botst eventueel met hun leefomgeving, maar staat in elk geval open voor leerprocessen. Voor dit “learning from religion” als persoon is degelijke up-to-date kennis nodig in de vorm van “learning about religion”. Het ene sluit het andere niet uit. Beide aspecten sluiten elkaar veeleer in (vgl. Godsdienstpedagogische cartografie, p. 62-68). Hermeneutische, fenomenologische, vergelijkende, historische en ethische perspectieven van religie en levensbeschouwing vragen om een heldere uiteenzetting. De school kan die bieden.
‘Ik kan mijn geloof hier in de klas onder verschillende dimensies bestuderen, maar voor mijn dagelijks leven als gelovige heb ik die dimensies niet nodig.’
Verder spraken de herkenningspunten uit het verleden me aan. Vóór 25 jaar was ik erbij toen het tijdschrift Narthex werd opgericht en toen met name Paul Boersma en Thom Geurts, een protestant en een katholiek, in de redactie een pleidooi gingen voeren voor GL als “examenvak”. Onder andere de “optiekentheorie” van Thom was daarbij richtinggevend en hoopgevend. Ik kan niet anders dan vaststellen dat de perspectievenbenadering van vandaag aardig in de buurt komt van Thoms vakdidactische theorie. Dat is goed. Het is ook mooi om te zien dat de “zelfwaarderingstheorie” in het kader van persoonsvorming gerehabiliteerd wordt.
Ten derde stel ik vast dat nieuwe concepten, benaderingen en toegangen tot het verschijnsel “levensbeschouwelijke vorming” op hun beurt hun weg gevonden hebben in het nieuwe model. “Zin ontdekken” als mens veronderstelt competentieontwikkeling, die gevoed wordt door comparatieve religiestudies, fenomenologie van de godsdiensten, historische en ethische aspecten van het verschijnsel religie/levensbeschouwing. Hier valt nog zoveel te leren; de bijdragen in het boek zijn goed gestoffeerd.
Een hele opgave
Open blijft de vraag hoe perspectiefwisseling in de praktijk er zal uitzien, hoe met name de vele (soms disparate) horizonten in een lesgebeuren met elkaar versmolten kunnen raken, om het met de woorden van Hans-Georg Gadamer te zeggen. Het wordt een hele klus voor de docent en niet in het minst voor lerarenopleidingen. De docent zal moeten ingeleid worden in meer flexibele vormen van werken met leerlingen, hij of zij zal de stof creatief moeten leren ontsluiten en “hermeneutisch-irriterend” de leerlingen in beweging moeten brengen en houden. Ten tweede lijkt het me van groot belang zich ervan bewust te zijn dat de variatie in leerlingenpopulatie extra communicatieve vaardigheden zal eisen van de docent, en wel om mensen in hun eigen levensbeschouwelijke zoektocht met elkaar in gesprek te brengen.
Ondertussen werkt de binaire opdeling tussen religieuze en niet-religieuze leerlingen al lang niet meer. Meer dan ooit is de bovengenoemde “grammatica” nodig om überhaupt het gesprek mogelijk te maken. Samen een thema nu eens hermeneutisch, dan weer historisch of ethisch te ontsluiten lijkt me een boeiende opdracht, maar vraagt veel inzet van docent én leerlingen. Ten slotte blijft er de zogenaamde “Unverfügbarkeit” van de religieuze ervaring, hetgeen niet in taal of teken kan ontsloten worden en tot de sfeer van het “ultimate concern” behoort. Een persoonlijke levensorientatie kan in verschillende perspectieven bestudeerd en gestructureerd worden, maar wat dit voor de mens als “homo viator” betekent, is niet beschikbaar (unverfügbar). Of zoals een leerling tijdens een klasbezoek in een openbare school in Düsseldorf beweerde: ‘Ik kan mijn geloof hier in de klas onder verschillende dimensies bestuderen, maar voor mijn dagelijks leven als gelovige heb ik die dimensies niet nodig.’ Die ruimte moet altijd openblijven. Op zichzelf kan het geen eigen perspectief vormen. Of toch misschien: het “uiteindelijkheidsperspectief” van de mens in hun uniciteit?
Overgenomen van www.lervo.nl. Foto (LERVO): Bert Roebben op 23 mei jl. bij het netwerkevent voor studenten GL Nederland en Vlaanderen, georganiseerd door Windesheim en VIAA.
Deze recensie van Nieuwe werelden openen wordt ook gepubliceerd in het tijdschrift Narthex.