AUTEUR Gemme Hoofdredactioneel Commentaar

De lespraktijk van Gemme Burger

Op onze website publiceren we regelmatig een kijkje in de keuken van het vak bij een collega. We stellen steeds dezelfde zeven vragen die gaan over wie je bent, waarom je het vak koos, wat je inspireert, wat je trots maakt in het werk, wat je onderzoekt, wat de VDLG jou biedt en wat je collega’s binnen de VDLG kan bieden vanuit jouw expertise. Dit keer Gemme Burger, samen met Marcel Elsenaar hoofdredacteur van ons tijdschrift Narthex.

Wie ben je, waar werk je en welke werkzaamheden doe je?

‘Ik ben Gemme Burger, docent levensbeschouwing bij het Emmaus College in Rotterdam. Een kleine zes jaar geleden heb ik de overstap van de journalistiek naar het onderwijs gemaakt. Ik geef momenteel les aan de brugklas, derde, vierde en het vijfde schooljaar. We kennen geen methode. We maken als sectie van vijf docenten zelf al het materiaal.* Onderling hebben we afgesproken wie jaarlijks welk materiaal actualiseert. Dat werkt goed, bij veel methodes heb ik kritische kanttekeningen, maar omdat we dit zelf maken kan ik het ook met volle overtuiging uitdragen. 

Ons programma biedt veel verschillende perspectieven. In de onderbouw maken de leerlingen een kaart van hun leven. Daarna besteden we aandacht aan hindoeïsme en boeddhisme en in het derde jaar jodendom, christendom en islam. In de bovenbouw voegen we daar ethiek en filosofie aan toe. In het project In de schoenen van de ander kiezen leerlingen een voorbeeldfiguur, bijvoorbeeld uit een religieuze traditie. Ze onderzoeken: wat is de ethiek die voortkomt uit het handelen van deze persoon en hoe ging hij om met de ander?

Mijn naam Gemme is een naam die niet vaak voorkomt. Het is een naam die veel te maken heeft met het vak dat ik nu geef. De G spreek je in het Fries uit als een zachte K. De naam komt van Gemme van Burmania.** Dat was een Friese vrijheidsstrijder in de tijd dat Nederland nog niet bestond en deel was van Spanje. Filips II was de koning en hij vroeg aan elke provincie om een afgevaardigde te sturen om de eed af te leggen, om zo trouw te zweren aan de Spaanse troon. Alle provincies hadden dat al gedaan. Behalve Friesland. Dat had daar niet zo heel veel zin in. Uiteindelijk werd er toch iemand gevonden. Dat was Gemme van Burmania. Hij ging voor de eed naar Brussel toe, maar vooral om daar een statement te maken. De legende is – ik weet niet of het historisch allemaal juist is – dat hij moest knielen voor de koning en de eed afleggen en dat hij in het Fries zou hebben gezegd: ‘Wij Friezen knielen alleen voor God.’ Mijn moeder is Fries, mijn vader niet. Het grappige is dat juist mijn vader heeft aangedrongen om mij deze naam te geven. Hij had zich verdiept in de Friese cultuur en was heel erg geïnteresseerd in geschiedenis en religie. Hij stuitte op dit verhaal en koos voor deze naam omdat het gaat over trouw blijven aan je principes, niet zomaar zwichten voor wat mensen van je willen. Een rechte rug houden. Hij gaf mij deze naam zodat ik er altijd aan herinnerd wordt oprecht te zijn en trouw te blijven aan mijn eigen grondbeginselen. Met dat verhaal ben ik in de wereld gekomen en dat is wat ik ook altijd heb gezocht. 

Mijn ouders zijn perfecte voorbeelden van hoe het in heel de babyboomgeneratie ging. Ze zijn allebei katholiek opgegroeid, allebei naar internaten gegaan, maar in de jaren 60-70 is het geloof voor hen verwaterd. Ze hebben mij een agnostische opvoeding gegeven. Dat gold niet voor mijn beide opa’s en oma’s. Zij waren overtuigd katholiek. Hun geloof heeft me altijd heel erg aangetrokken en mijn belangstelling voor religie is mede daardoor altijd heel sterk geweest. In mijn jeugd in een arbeiderswijk in Deventer ging ik naar een openbare school en daar was ik – dat was wel een cultuurshock – de enige niet-moslim. Ik voelde me op die school niet thuis en wilde heel graag naar een andere school. Op het einde van groep zes mocht ik van mijn ouders bij vier verschillende scholen kijken om te zien of ik mij bij een van deze scholen wel thuisvoelde. Ik bezocht een protestantse, twee openbare en één katholieke school. Toen ik bij die laatste school kwam zei ik zonder te weten dat deze school katholiek was tegen mijn moeder: “Deze leraren en kinderen praten net zoals wij thuis.” De school ademde dezelfde sfeer zoals bij mijn ouders, grootouders en ooms en tantes. Het was een soort van thuiskomen, kortom ik wilde niets lievers dan naar deze school. Ik heb aan deze school ook nog altijd hele fijne herinneringen.  

In groep 8 heb ik nog meegedaan met de voorbereiding op het vormsel, al heb ik niet officieel aan het vormsel meegedaan. Religie vond ik altijd heel interessant. Ik was er al van jongs af aan veel mee bezig. Mijn ouders waren daar best wel verbaasd over. 

“Wat ik het mooiste vind van onderwijs is de ontmoeting die plaatsvindt en ik aanwezig ben als getuige van wat daar dan plaatsvindt.”

Wat heeft je doen kiezen voor het vak?

‘Dat heeft best een lange aanloop gehad, op mbo deed ik de opleiding tot onderwijsassistent, daarna koos ik voor HBO journalistiek, omdat ik goed kon schrijven en breed geïnteresseerd was. Toen ik bijna klaar was met die opleiding overleed mijn vader. Hij was twee jaar ziek geweest. Hij had kanker. Die tijd is heel bepalend voor mij geweest. We hebben die twee jaar veel gesprekken gevoerd. Ik merkte dat mijn vader gaandeweg veel milder was geworden, niet over zijn strenge, katholieke opvoeding, maar wel over geloven in het algemeen. Hij vertelde mij ook dat hij op 16-jarige leeftijd graag priester wilde worden, maar dat hij daarna heel hard van zijn geloof is gevallen en zelfs een rabiate atheïst werd. Toch bleef hij zich zijn hele leven lang bezighouden met religie, met name als het gaat om levensvragen en zingeving. 

Mijn interpretatie is dat zijn geloofsleven zich voortzette in zijn diepe liefde voor poëzie, literatuur en filosofie. Hij was voorzitter van de lokale afdeling van het Humanistisch Verbond en had zich afgezet van het katholicisme, maar toch vond ik hem in heel veel opzichten enorm katholiek. Er was iets wat hetzelfde was aan de docenten op de katholieke basischool en mijn ouders. Het had te maken met het centraal stellen van mystiek en de geestelijk ervaring, die zo typisch is aan kathoiliek zijn. Zoals mijn vader sprak over de dichter Leopold, zo sprak de pastoor van de bassischool over Maria. Intuïtief voelde ik dat als kind zo aan. Na zijn dood voerde ik in gedachten nog heel veel gesprekken met hem. Ik ga nu met enige regelmaat naar de Mis in de kathedraal in Rotterdam en de plebaan daar heeft eens gezegd: “Je vader heeft je richting de theologie gedreven vanuit de hemel.” Of dat echt zo is weet ik niet, maar de dood van mijn vader heeft zeker een grote rol gespeeld in mijn keuze om na de journalistiekopleiding, theologie en religiewetenschap te gaan studeren. 

Heel vaak wordt gezegd dat mensen die theologie gaan studeren en gelovig zijn, van hun geloof vallen, ik heb dat ook gezien bij mijn studiegenoten. Bij mij gebeurde het omgekeerde. Wat gebeurde was dat ik de cultuur van mijn ouders, hun strenge katholieke opvoeding, en hun afkeer van geloof beter ging begrijpen vanuit hun tijd en context. Ik merkte dat ik geloof daar steeds meer van ging loskoppelen. En zo ben ik eigenlijk steeds katholieker geworden tot het punt dat ik katholiek wilde worden en het proces tot mijn bekering in gang heb gezet. Toch koos ik op het einde van mijn studie voor een specialisatie in islam, ik studeerde af met een scriptie over de betekenissen van sharia en fiqh. 

“Ik herkende in de didactiek in de klas de regels van het journalistieke schrijven.”

Door mijn tijd op de openbare basisschool heeft de islam me ook altijd gefascineerd. Na master in theologie en religiewetenschap ging ik als journalist bij Zaman werken. Dat was de grootste krant in Turkije met edities in verschillende landen, ook in Nederland. Ik verhuisde naar Rotterdam omdat de redactie van de Nederlandse editie: Zaman Vandaag, daar gevestigd was. Bij Zaman Vandaag was ik net als op mijn eerste basisschool de enige niet-moslim, zo was de cirkel rond, maar wel met het verschil dat ik mij nu veel beter daartoe wist te verhouden dan als kind. Ik werkte daar met veel plezier. Mijn collega’s bij Zaman behoren nog altijd tot mijn beste vrienden.

Zaman is na de couppoging in Turkije in 2016 overgenomen door Erdogan. Het was en is namelijk een Gülen krant, als Nederlandse editie werden daardoor de banden met Zaman Turkije doorgesneden en gingen we verder onder de naam: De Kanttekening. Als redactie in Nederland kregen we te maken met bedreigingen vanuit mensen die gelieerd waren aan Diyanet, het presidium voor geloofszaken verbonden aan de Turkse staat. Dat maakte dat de redactie nog meer naar elkaar toegroeide. Toen de dreiging een beetje was overgewaaid, merkte ik dat de Gülen beweging een flinke vinger in de pap had als het ging om wat we wel en niet mochten schrijven. We werden vooral aangemoedigd om kritisch te zijn over de Turkse regering, maar diezelfde kritische houding werd niet op prijs gesteld als het ging om andere onderwerpen. Als redactieleden wilden we gewoon goede journalistiek bedrijven, dus vanuit een oprechte interesse op zoek gaan naar de waarheid, ongeacht heilige huisjes. Echter de hoofdredacteur die op die positie was aangesteld door de Gülen Beweging om ons in het gareel te houden, werkte alles tegen. We zijn toen als gehele redactie, drie man sterk, inclusief een aantal columnisten, opgestapt. Ik bedacht me toen ook: Journalistiek is heel mooi werk, alleen als journalist schrijf je steeds een artikel en als dat klaar en gepubliceerd is, dan is dat het. Een van mijn collega-redactieleden vroeg of onderwijs niets voor mij zou zijn. Het werk leek me aantrekkelijk. Als docent ga je echt een relatie aan in je gesprekken, verdiep je je met leerlingen in thema’s. Dat leek me heel erg interessant. Net als een artikel bouw je ook je lessen zorgvuldig op. Ik herkende in de didactiek in de klas de regels van het journalistieke schrijven. Je kunt als leraar leerlingen de ogen openen en andere perspectieven aanreiken. Dat doe je als journalist ook. Maar in het onderwijs zie je dat voor je ogen gebeuren. Ik heb toen de keuze gemaakt om de eenjarige deeltijdlerarenopleiding in Leiden te gaan volgen. 

“Als ik een katholieke kerk binnenkom, gaat mijn hart sneller kloppen.”

Wat is voor jou belangrijke inspiratie in je werk?

‘Ik probeer altijd wel een scheiding te maken tussen persoon, leraar, religiewetenschapper. Als ik voor een klas sta, wil ik niet dat mijn persoonlijke overtuiging iets is wat mij helemaal leidt in mijn lesgeven. Ik ben daar best wel beducht voor. Ik wil ook niet zuiver religiewetenschappelijk kijken. Ik wil vooral mijn enthousiasme aan leerlingen tonen voor de inhoud waarover ik lesgeef. Het gaat mij er vooral om dat leerlingen zelf een ontwikkeling doormaken in hun levensbeschouwelijke leven en denken. Leerlingen vragen ook wel naar mijn inspiratie. Dan vertel ik wel eerlijk dat ik me het meest thuis voel in de katholieke kerk. Als ik een katholieke kerk binnenkom, gaat mijn hart sneller kloppen. Ik denk dat het onderzoeken van verschillende tradities, zoals ik dat heb gedaan, me helpt om leerlingen te begeleiden als ze aan de slag gaan met vragen en antwoorden. Mij heeft die zoektocht duidelijk gemaakt wat voor mij persoonlijk het dichtste bij komt en het meest vertrouwd is. Van daar uit kan ik leerlingen ook helpen bepaalde denkbeelden te onderzoeken en te begrijpen. Zo heb ik met de leerlingen gesproken over de verkiezing van een nieuwe paus. We bespraken waarom dat volgens de traditie geen vrouw kan zijn.’

Wat zijn successen in je onderwijs waar je trots op bent?

‘Zoals gezegd heb ik mij tijdens mijn master gespecialiseerd in sharia. Ik wilde weten wat dat nu echt was, zeker omdat er in de media van alles over dit begrip gezegd en geschreven werd, toen meer dan nu denk ik. Ik deed onderzoek naar verschillende betekenissen van sharia in de islamitische traditie en naar hedendaagse betekenissen. De kennis die ik toen heb opgedaan vertaal ik nu naar mijn lessen. Als we kijken naar het woord sharia, dan betekent dit letterlijk ‘weg’ of ‘pad’. In de context waarin dit woord in de Koran voorkomt is het duidelijk dat het gaat om ‘de weg naar God’. Met andere woorden: het gaat om het ‘goede leven’ dat je uiteindelijk zal leiden naar God. In de eerste les vraag ik de leerlingen: wat is goed leven? Ik laat ze daarover nadenken door bijvoorbeeld te vragen: ‘Hebben jullie regels als vriendengroep?’ Letterlijk regels natuurlijk niet, maar wel ongeschreven regels. Onbewust heeft elke groep bepaalde codes. Als leerlingen dan zeggen: ‘Nee hoor, wij hebben helemaal geen regels als vrienden’, dan daag ik ze uit door te zeggen: ‘Oh nee? Dus als je vriend een afspraak heeft gemaakt met jou en je komt vervolgens niet opdagen dan is dat helemaal prima?’ Op die manier laat ik ze nadenken over wat zij zelf verstaan onder goed samenleven met elkaar. En wat je bewust of onbewust verwacht van je medemens. In de tweede les vertel ik hoe binnen de islam over ‘goed leven’ is nagedacht. Ik laat zien dat binnen de islam op verschillende manieren wordt uitgelegd wat sharia is. Voor de een is het: zingen en dansen, denk aan soefi’s, dan kom je dichter tot God. Voor een ander zijn het de vijf zuilen. En dan is er nog weer een veel kleinere groep, waar je het meest over hoort, die sharia vertaalt naar aardse wetten en zelfs strafrecht. Maar dat is een van de mogelijke interpretaties. Deze groep heeft met veel succes de term sharia geclaimd en probeert het af te pakken van meer spiritueel ingestelde moslims. Ik heb mijn islamitische vrienden gevraagd om hun sharia voor de camera uit te leggen in drie minuten. Dat levert vijf filmpjes met vijf heel verschillende antwoorden op. Ik vraag de leerlingen om uit deze filmpjes de elementen te halen die ze herkennen bij zichzelf. Zo laat ik ze nadenken over wat goed is in het leven en wat voor persoon zij zelf willen zijn. Op het einde van de les beschrijven de leerlingen in feite wat hun sharia is, hun ethiek. Soms hoor ik weleens islamitische leerlingen zeggen: ‘De sharia is gewoon de wet.’ Maar ook zij worden aan het denken gezet, door de filmpjes. Ik mag dan islamitische theologie hebben gestudeerd, toch nemen ze veel sneller iets aan van een andere moslim die tot hun spreekt in een van de filmpjes, dan van mij. Wat ik het mooiste vind van onderwijs is dat die ontmoeting plaatsvindt en ik aanwezig ben als getuige van wat daar dan plaatsvindt. Ik vind het mooi dat ik zo’n gesprek mag faciliteren, een omgeving creëren waarin de leerlingen zulke gesprekken vooral met elkaar voeren.’

“Als je op een school werkt, is dat best een kleine wereld, een soort van cocon. ”

Wat is een vraagstuk of uitdaging in het werk waar je nu vooral aan werkt?

‘Voor mij is dat de zoektocht naar hoe kan je nu de leerlingen bereiken die afhoudend zijn?  Leerlingen die bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik heb helemaal niks met religie, mijn ouders hebben niks met religie. Ik vind het allemaal stomme fabeltjes.’ Je hebt altijd enkele leerlingen die zo reageren. Hoe kan je deze leerlingen toch bereiken en raken? Dat lukt helaas niet altijd. Er zijn gewoon leerlingen die het hele jaar hakken in het zand en die je niet open krijgt. Ik probeer het op allerlei verschillende manieren – en realiseer me: er is ook niet één gouden formule. Wat ik in elk geval doe, is dat ik zeg: ‘Kijk, dit vak heet levensbeschouwing. Dit vak heet niet godsdienst. Jij hebt ook een levensbeschouwing. Het gaat er niet om of je wel of niet gelooft in God, maar om nadenken over goed leven.’ Uiteindelijk moet elk mens uiteindelijk iets met die grote vraag van het leven. Ik realiseer me hierbij het verschil met mezelf. Als kind was ik al heel sterk met levensbeschouwing en religie bezig. Maar ik had ook mijn schoolvakken waar ik totaal niet in geïnteresseerd was. Misschien komt het bij een deel van de leerlingen later of helemaal niet. Er zijn ook mensen die in dat opzicht heel licht in het leven staan en niet de grote vragen stellen. Maar hoe dan ook, je zal toch op een bepaalde manier iets moeten met de vraag hoe je betekenis wilt geven aan het leven en wat goed leven is. Het is op dit gebied voor mij misschien ook wel gewoon accepteren dat de ontwikkeling van mensen verschilt. Vaak verloopt die een beetje zigzaggend. Je moet ook als docent niet de illusie hebben dat je het allemaal helemaal perfect voor iedereen kunt aanbieden.’

Wat betekent de VDLG voor jou, en wat zou je graag nog meer zien binnen de VDLG?

‘Voor mij is de VDLG een vereniging die je uitnodigt om waarover je les geeft te verdiepen. Ook gewoon heel praktisch: een plek waar je lesideeën opdoet. De VDLG is een netwerk waar je verschillende docenten ontmoet en uitwisselt. Als je op een school werkt, is dat best een kleine wereld, een soort van cocon. Je hebt je collega’s, die veranderen over het algemeen niet zo heel vaak. Het blijft heel stabiel, het is een bepaalde cultuur. Het is heel belangrijk dat je met verschillende ideeën en perspectieven in aanraking komt. Als je jarenlang lesgeeft op een bepaalde school raak je geconditioneerd en ontstaan blinde vlekken. Een vereniging als de VDLG kan dat blijven aanjagen en kan ook de de blik breed houden, zowel naar de academische wereld als naar de praktijk als naar verschillende religieuze tradities. Wat goed is om als vereniging naar te kijken: we zijn een weinig diverse vereniging. Ik bedoel: we hebben Joodse scholen, we hebben islamitische scholen, we hebben hindoescholen. Dat is ook onze doelgroep. Het zou ideaal zijn als je alle verschillende perspectieven om je heen ook binnen de VDLG ziet.’

Wat zou jij VDLG en je collega’s binnen de vereniging kunnen bieden? Waar ligt jouw expertise of kwaliteit?

‘Wat ik anderen vooral kan laten ervaren, is de nieuwsgierige mindset en het creëren van een netwerk. De manier van kijken zoals in de journalistiek, houd je blik wijd open voor alles wat er gebeurt in de wereld. Ook op vooral op levensbeschouwelijk gebied. Dat is wel mijn kracht, bewegen tussen verschillende werelden.’

 

* In de lessenbank van de website van de VDLG vind je het project In de schoenen van de ander, gemaakt door de sectie waar Gemme deel van uitmaakt.

**Gemme van Burmania – Wikipedia

 

Overig nieuws

Nieuwe werelden openen, is wat we doen

LERVO adviseert OCW over bekwaamheidseisen docenten GL

Vieren

Als docenten samenkomen

Terugblik webinar over lesmateriaal maken

Met leerlingen terugkijken op het schooljaar

Samen werk maken van werkvormen

Afsluiting schooljaar met de VDLG

Buitenleesdag

In conclaaf

Nieuwsmedia over GL – april 2025

Webinar: lesmateriaal ontwikkelen

God in Nederland 1966-2024

4 en 5 mei in de klas

Toeleven naar Pasen

De lespraktijk van Markus Altena Davidsen

Uitreiking Paul Boersma Award 2025, kiezen uit drie sterke bijdragen aan de onderwijspraktijk

Nieuwsmedia over GL – maart 2025

Muziek in de les

Deel je kennis en ervaring!