
De lespraktijk van Pieter Snel
Op onze website publiceren we regelmatig een kijkje in de keuken van het vak bij een collega. We stellen steeds dezelfde zeven vragen die gaan over wie je bent, waarom je het vak koos, wat je inspireert, wat je trots maakt in het werk, wat je onderzoekt, wat de VDLG jou biedt en wat je collega’s binnen de VDLG kan bieden vanuit jouw expertise. Deze keer Pieter Snel, sinds maart 2024 voorzitter van de VDLG.
Wie ben je, waar werk je en welke werkzaamheden doe je?
‘Ik ben Pieter Snel. Ik werk sinds 2019 als lerarenopleider bij de pabo van Hogeschool Inholland in Rotterdam. Daar werk ik op locatie samen met twee andere opleiders met het specialisme levensbeschouwing. Binnen de vier andere locaties van onze pabo werken nog eens acht andere specialisten levensbeschouwing. Ik ben voorzitter van deze expertisegroep. Dat betekent dat we samen voor vijf locaties vormgeven aan al het onderwijsaanbod dat gaat over levensbeschouwing. Ik heb tussen 2000 en 2019 gewerkt als leraar godsdienst in vmbo en havo en was daarnaast vanaf 2005 teamleider.
“Door met vakken samen te werken, worden de andere vakken zich ook bewust van levensbeschouwelijke inhouden.”
In het voortgezet onderwijs werkte ik met Van horen zeggen en Perspectief. Daar maakte ik veel materiaal naast. In de pabo geef ik diverse lessen. Als handboek gebruiken we met name Verhalen vertellen en vragen stellen van Tamar Kopmels. Studenten leren over religies en levensbeschouwingen en oefenen het voeren van levensbeschouwelijke en filosofische gesprekken. In het nieuwe curriculum dat onze opleiding dit jaar is gestart, werken vakken steeds meer samen. Dat betekent dat ik regelmatig met collega’s van bijvoorbeeld taal, wereldoriëntatie en de kunstvakken samen lesgeef. We laten dan zien wat het eigene is van onze vakken maar ook wat we gemeen hebben. En hoe je verhalen, maatschappelijke vraagstukken en muziek kunt gebruiken om leerlingen te laten nadenken over levensvragen. Door met vakken samen te werken, worden de andere vakken zich ook bewust van levensbeschouwelijke inhouden. Het nieuwe curriculum betekent ook dat we expliciet bijdragen aan burgerschapsonderwijs en dat we bepaalde thema’s intensiveren. Bijvoorbeeld het thema vieren. Dat stond tot voor kort één keer op het programma. In gesprek met anderen van andere vakken kwamen we tot de conclusie dat we dat meer aan de orde moeten stellen. Liefst spreiden we het onderwijs over vieren over de gehele opleiding. Hetzelfde geldt voor onderwijs over, en vooral het ontmoeten van levensbeschouwelijke tradities. Met mijn collega’s werk ik nu aan een verder uitgewerkte lijn waarin vieren en levensbeschouwingen en religies herhaald aan bod komen.
Ik houd ervan bij andere pabo’s mijn licht op te steken. Ik heb bij collega’s elders inspiratie gezocht om lessen over religies en levensbeschouwingen beter vorm te geven, om studenten meer te laten samenwerken en hen meer in aanraking te brengen met levensbeschouwelijke tradities. Juni vorig jaar vatte ik het plan op om zulke uitwisseling meer te organiseren. Met een collega levensbeschouwing van een andere pabo in Rotterdam ben ik een landelijk netwerk voor opleiders levensbeschouwing in de pabo gestart. Op die manier hebben we een vaste plek om elkaar te ontmoeten, vragen te stellen en kennis te delen. Driemaal per jaar komen we online samen. De eerste twee bijeenkomsten waren zeer behulpzaam.
In mijn vrije tijd schrijf ik teksten voor de VDLG en interviews voor het tijdschrift Van 12 tot 18.* Daarnaast lees ik graag. Ik heb altijd al veel plezier gehad in fictie die gaat over hoe mensen hun levensbeschouwing ontwikkelen. Een mooi voorbeeld dat ik pas las, is de laatste roman van Lize Spit, Autobiografie van mijn lichaam. Een wervelend boek, vol metaforen, dat laat zien hoe mensen worden gevormd.’
Wat heeft je doen kiezen voor het vak?
‘Ik ben theologie gaan studeren omdat ik het persoonlijk interessant vond. Ik had er niet direct een beeld bij wat ik uiteindelijk met de studie zou gaan doen. Toen ik colleges over katechetiek kreeg, van onder andere Bert Roebben, werd mijn nieuwsgierigheid naar geloofsoverdracht en levensbeschouwelijke leren gewekt. Dat thema deed een beroep op interpretatie, hermeneutiek, aandachtig luisteren, creativiteit en wierp heel veel vragen op over hoe zo’n leerproces verloopt. Dat maakte dat ik de lerarenopleiding ben gaan doen. Toen ik twintig jaar in het voortgezet onderwijs had gewerkt, en werkelijk alle mogelijke werkzaamheden had gedaan, was ik toe aan iets anders. Ik vond het begeleiden van studenten die stage liepen boeiend en ik was door de verhalen van opleiders die op stagebezoek kwamen nieuwsgierig geraakt naar het opleiden van leraren. Dat maakte dat ik solliciteerde bij de pabo. Met die overstap ging ik me ook weer heel nadrukkelijk richten op mijn vak.’
Wat is voor jou belangrijke inspiratie in je werk?
‘Inspiratie haal ik uit van alles. Uit een gesprek waarin je echt verdiept op wie je bent. Uit fictie en filosofen die ik lees. Uit interviews die ik lees of beluister – ik lees graag interviewbundels. Ik ben christelijk opgevoed. Ik ben mettertijd minder religieus geworden. Ik put niet uit betrokkenheid bij een bepaalde levensbeschouwelijke traditie. Dat is verloren gegaan, wat ik jammer vind. Maar ik ben de waardering voor religie en de fascinatie door geloof dat mensen kunnen hebben niet verloren. Integendeel verlang ik nog wel naar die verbondenheid met een religie die ik ergens in mijn leven wel heb gehad. Dat thema van niet meer religieus zijn, maar wel die behoefte voelen, vind ik heel interessant. Ik heb in dat opzicht tijdens mijn studie veel gehad aan het werk van Frans Kellendonk die dat thematiseert in essays en romans.’
Wat zijn successen in je onderwijs waar je trots op bent?
‘Ik heb er plezier in om leertrajecten te ontwerpen waarin veel activerende didactiek zit. Ik ben vooral blij als dat lukt en studenten zeggen dat we in een stevig tempo werken waarbij ze zich heel betrokken voelen en veel leren. Daarnaast ben ik er trots op als ik er als studentbegeleider (zeg maar: mentor) in slaag echt met een groep studenten samen het onderwijs vorm te geven. Het is het beste compliment dat je kunt krijgen, als studenten zeggen dat hun vragen echt ruimte krijgen. Bij inzet van activerende didactiek en vraaggericht, responsief werken ontstaat er vaak een enorme flow en dat is misschien vooral wel de reden dat ik leraar ben. Studenten in hun element te zien en te horen zeggen dat het echt betekenis heeft wat we doen.’
Wat is een vraagstuk of uitdaging in het vak waar je nu vooral aan werkt?
‘Daarmee hebben we ook een van de zaken te pakken die ik steeds onderzoek in mijn lesgeven. Hoe krijg ik studenten daar? Ik heb in mijn pabo gelukkig de ruimte om hiermee te experimenteren. Voor een ontwerpvak kon ik een hele dag krijgen. Met deze studenten bouwde ik zorgvuldig de dag op. En er ontstond zo’n drive en bezieling. Ik voeg steeds meer presenteren en daarmee anders afronden van onderdelen aan mijn lessen toe. Met mijn collega dans/drama heb ik studenten een deel van hun portfolio laten spelen. Over wie zij in levensbeschouwelijk opzicht zijn en hoe ze van daar uit lesgeven. Daarmee krijgt het gesprek over de eigen identiteit en het werken in een bepaalde context nog meer ruimte in mijn lessen. En dat is echt goud waard. Studenten leren daar zoveel van! Het wordt daar interlevensbeschouwelijk. Die ontmoeting is waar het om gaat in wat ik mijn studenten wil leren en wat zij met hun leerlingen ondernemen. Bij een ander onderdeel liet ik de studenten al hun kennis over levensbeschouwelijk leren samenvatten in eigen modellen, waarmee ze vervolgens lessen ontwierpen. Allemaal manieren om bij studenten een beroep te doen op creativiteit en verbeelding en te zorgen voor de grootst mogelijke betrokkenheid.
Een ander onderwerp dat ik met collega’s onderzoek, is hoe je de spiritualiteit van de student een plek kan geven. We mogen als pabo het diploma christelijk basisonderwijs van Verus uitgeven. Studenten verdiepen zich hierbij in het onderwerp: werken binnen christelijk onderwijs. We geven het leren vorm door een tweedaagse en een intervisiebijeenkomst te organiseren. Daar zoek ik met mijn beide andere collega’s met wie ik de tweedaagse begeleid hoe we onze eigen levensbeschouwelijke biografie en die van de studenten kunnen benutten. Het gaat om kleur bekennen. Dat is spannend maar studenten waarderen het zeer als je in alle openheid je vragen kan stellen, hardop mag twijfelen en echt met elkaar onderzoekt en uitzoekt op deze twee dagen. Ik krijg vaak als feedback terug dat ze die openheid en ruimte waarderen. Daardoor ontstaat een enorme vertrouwdheid en leerbereidheid en komen studenten echt verder in hun denken en handelen.’
“Ik wil graag dat ons vak, in de volle breedte van voortgezet onderwijs tot pabo en ook basisonderwijs, ruimte krijgt en goed gebeurt.”
Wat betekent de VDLG voor jou, en wat zou je graag nog meer zien binnen de VDLG?
‘Ik ben jaren lid geweest, las Narthex en dat was het. Toen ik al even bij de pabo werkte, was er een vacature voor het bestuur van de VDLG. Ik wilde weleens in bredere zin dan mijn eigen opleiding iets voor het vak L/G doen. Daarom nam ik contact op met het bestuur, vooral met de vraag: ‘Ik werk in een pabo, heb je daar wel iets aan binnen het bestuur?’ November 2023 begon ik bij het bestuur. Al snel kwam de vraag naar een nieuwe voorzitter. Ik heb er goed over nagedacht voordat ik daar mijn hand voor opstak. Ik wil graag dat ons vak, in de volle breedte van voortgezet onderwijs tot pabo en ook basisonderwijs, ruimte krijgt en goed gebeurt. Dat is waar we ons als VDLG voor inspannen. Zorgen dat er een goed en werkelijk beeld is van het vak. Zorgen dat er nieuwe leraren naar de opleidingen komen. Zorgen dat er volop mogelijkheden zijn om als leraren samen te professionaliseren. En zorgen dat we de denkkracht en de creativiteit van elkaar benutten. Ik heb er geen spijt van bestuurslid en even later voorzitter te zijn geworden. Het biedt mij een groot netwerk en van al die inspiratie van collega’s in het vak word ik ook een betere leraar. En ik verheug me over het commitment en de zorg voor het vak. We zijn als leraren L/G een trouwe, zorgzame, enorm op en bij het vak betrokken beroepsgroep.
Ik zou als VDLG ook graag iets betekenen voor de startende leraren L/G. We hebben met ervaren docenten in ons vakgebied veel expertise in huis. Ik weet niet, misschien is het wel een wens van starters om daar gebruik van te mogen maken naast de leraren die je in je eigen school al helpen. Wat mij betreft is dit een uitnodiging voor de startende leraren in onze vereniging. Als we meer op het gebied van starten met lesgeven in ons vak kunnen bieden, dan hoor ik het graag en pak ik het graag op met een aantal leraren.
Een andere wens is om lerarenopleiders meer te betrekken. Het is fantastisch dat al een grote groep opleiders zo betrokken is bij onze vereniging. Ze geven de studiedag mede vorm. Ze denken met ons mee over de andere ledenactiviteiten. Ze zijn een vraagbaak als we als bestuur soms specialistische vragen krijgen over opleidingen. Net als bij alle docenten die lid zijn van onze vereniging is er bij lerarenopleiders heel veel kennis te vinden. Een groep die we nog niet zoveel zien binnen onze vereniging zijn lerarenopleiders levensbeschouwing in de pabo’s. Om ons vak een sterk, zichtbaar vak te maken, is het goed om als vereniging de kennis van deze groepen te bundelen en samen professionalisering te ontwikkelen.’
Wat zou jij VDLG en je collega’s binnen de vereniging kunnen bieden? Waar ligt jouw expertise of kwaliteit?
‘Ik richt me in mijn dagelijks werk veel op activerende didactiek. Ik ben hierin een sparringpartner voor collega’s in mijn pabo. Ik leer graag van hen. En als je me vraagt wat ik anderen vooral kan bieden, is het meedenken en feedback geven op dat gebied.’
*Het tijdschrift besteedt ook aandacht aan thema’s op het gebied van levensbeschouwing en religie zoals Leren omgaan met eigentijdse vragen en Levensbeschouwelijke geletterdheid vergroten.