Foto

De lespraktijk van Halime Sertkaya

Komende tijd stellen verschillende collega’s levensbeschouwing/godsdienst, lid van de VDLG, zichzelf en hun lespraktijk voor. De interviews geven een kijkje in de keuken en maken de kennis die er in scholen is zichtbaar. Ook verschillende opleiders en onderzoekers laten je kennismaken met hun werk binnen ons vakgebied. Deze keer spreken we een collega in België, die de VDLG op het spoor kwam toen ze onderzoek deed en artikelen uit Narthex gebruikte. 

Wie ben je, waar werk je en welke werkzaamheden doe je?

‘Mijn naam is Halime Sertkaya en ik ben al 34 jaar leerkracht islamitische godsdienst. Momenteel werk ik op GO Campus in Genk, België. Gedurende mijn carrière heb ik voornamelijk lesgegeven aan leerlingen van de tweede en derde graad. In het begin heb ik ook enkele jaren halftijds in het basisonderwijs gewerkt, maar mijn ervaring en affiniteit liggen vooral bij jongeren. Dit jaar geef ik 16 uur les, maar volgend schooljaar ben ik van plan om weer voltijds les te geven. In België is de islam sinds 1974 een erkende godsdienst. In België zijn vijf godsdiensten wettelijk erkend en daarvoor is er onderwijs: rooms-katholiek, islam, protestants, orthodox en humanisme. Elke leerling in het reguliere onderwijs heeft recht op lessen over erkende religies, waarvoor twee lesuren per week zijn voorzien. In de stad waar ik woon, wonen veel moslims, waardoor ik meestal grote klassen heb, vooral in het beroepsonderwijs. Dit schooljaar zijn wij met de levensbeschouwelijke vakken ook begonnen met ILD (Interlevensbeschouwelijke Dialoog). Een van de twee lesuren in de derde graad besteden wij aan ILD. Wij leraren van de levensbeschouwelijke vakken komen samen om periodiek een project op te zetten. De verwachting is dat ILD ook in de andere graden verplicht gaat worden.’ 

Wat heeft je doen kiezen voor het vak? 

‘Eigenlijk wilde ik absoluut geen islamleerkracht worden. Ik studeerde eerst architectuur. Mijn vader, een gepensioneerde islamleerkracht, kwam in 1980 van Turkije naar België. Hij heeft me enigszins gedwongen om examen te doen om islamleerkracht te worden. Rond 1992 besloot de overheid namelijk om geen islamleerkrachten meer uit Turkije of Marokko te halen, maar de voorkeur te geven aan mensen die hier zijn opgegroeid en de taal kennen. Er werd toen een commissie samengesteld uit belangrijke figuren in de moslimgemeenschap om wervingsexamens te organiseren en nieuwe islamleerkrachten aan te stellen. Ik heb zowel schriftelijke als mondelinge examens afgelegd en werd daarna meteen aangesteld

        ‘Wat in het islamonderwijs belangrijk was, was dat ik een van hen ben. Dat ik net als zij ben opgegroeid in België en een hybride identiteit heb.’

Toen ik voor de klas stond, ontdekte ik echter hoe boeiend het was. Ik had levende materie voor me die ondersteuning en begeleiding nodig had. Vooral voor jongeren kon ik veel betekenen, omdat ik een van hen was en hun problemen en zorgen goed begreep. Wat in het islamonderwijs belangrijk was, was dat ik een van hen ben. Dat ik net als zij ben opgegroeid in België en een hybride identiteit heb. Er groeide een relatie gebaseerd op vertrouwen. Ze kwamen bij mij terecht met allerlei problemen. Dit motiveerde me om in het onderwijs te blijven en de jongeren te helpen. Na een aantal jaren lesgeven besloot ik om me verder te bekwamen in onderwijs en opvoeding. Ik ben toen pedagogische wetenschappen, met de optie onderwijskunde, gaan studeren aan de Vrije Universiteit Brussel. Dit deed ik vooral voor mezelf, om mijn lessen professioneler te geven, maar ook om een bijdrage te leveren aan het islamonderwijs, dat toen nog in de kinderschoenen stond.’ 

Wat is voor jou belangrijke inspiratie in je werk?

‘Mijn inspiratie komt voort uit mijn leerlingen. Ik wil hen voorbereiden op de toekomst, en deze zoektocht inspireert mij ook persoonlijk. Mijn leerlingen betreden de klas met een overvloed aan data in hun geheugen. Ze kennen een hoop informatie over islam, godsdienst en levensbeschouwing. Ze hebben van alles gehoord. Aan het begin van het schooljaar probeer ik in gesprek met de leerlingen uit al die informatie het belangrijkste te halen. Mijn doel is de leerlingen kennis te bieden, die van hen wordt en die niemand hen kan afpakken. Die kennis gaat de leerlingen helpen om wijzer te worden. Dit is een proces dat niet van vandaag op morgen gerealiseerd kan worden. Het is een langdurig proces. Ik geloof echter dat de kracht van het onderwijs in kleine stappen ligt. Ze zullen niet alles meenemen wat in de klas wordt meegegeven, maar de leerlingen zullen toch iets internaliseren dat als leidraad zal dienen in hun leven. Mijn lessen zijn hierop gebaseerd.

‘Ik wil dat leerlingen hoop hebben en liefde ontwikkelen naar God, de Schepper toe.’

Wat ik ook van groot belang vind, is dat mijn leerlingen kritisch moeten zijn ten opzichte van de informatie die ze in verschillende contexten ontvangen. Ze komen vaak binnen met kennis en denken dat die de waarheid is. Vaak verwarren ze culturele en religieuze tradities met de religie zelf. De kennis die ze in mijn lessen opdoen, botst vaak met de informatie die ze al hebben. Ik vind het belangrijk dat ze kennismaken met andere visies binnen de islam en kennis over andere godsdiensten. In het begin is dit heel confronterend en veroorzaakt het meestal spanning tussen mij en sommige leerlingen. Dan begint het proces. Ze leren bij mij om kritisch te zijn, andere bronnen te raadplegen, zaken anders te interpreteren en te relativeren. Naast het werken met kennis en informatie is opvoeding hier ook aanwezig. Gedurende het hele schooljaar probeer ik elke leerling te monitoren. Naast kritisch denken leren ze ook conflicthantering. Wat daarbij komt, is dat ze goed gedrag internaliseren. Dit is een langdurig proces, maar elke kleine stap die goed resultaat geeft, is mijn grootste inspiratie. 

Het geloof van de jongeren is een belangrijke inspiratiebron. De meeste moslimjongeren, ook als ze niet praktiserend zijn, geloven toch in God en religie. Het geloof en de angst zijn aanwezig. Die angst gaat vaak over of ze het volgens de regels van het geloof allemaal wel goed doen. Ze denken streng en zijn bang voor straf die volgt als je niet goed gelooft. Ik probeer in mijn lessen die angst om te vormen naar liefde en hoop. Vanuit de vraag of je werkelijk zal worden gestraft als je je inspant om goed te leven. Ik probeer de definitie van God ook een beetje aan te passen. God is niet iets of iemand die boven u zit om u constant te observeren en uw zonde op te schrijven. God is eerder een God die barmhartig is en liefheeft. God is de Schepper die u wel kan straffen als u uw medemensen bewust kwaad doet. Ik leer de leerlingen dat als ze de rituelen niet naleven, dat God hen niet zal straffen maar wel verbetering verlangt. De rituelen dienen niet als doel op zich, maar eerder als een middel om zowel een deugdzaam mens als een toegewijde moslim te worden. Veel symbolische elementen worden letterlijk geïnterpreteerd. Bijvoorbeeld, de overtuiging dat men 70.000 jaar in de hel zal branden bij het niet naleven van rituelen, verwerp ik volledig in mijn lessen. Dergelijke bijgeloven creëren angst bij jongeren, en die angst wil ik temperen. Ik wil bijdragen aan de persoonsvorming van de leerlingen. De meest gewaardeerde mens voor God is de ‘betrouwbare’ persoon. Deze eigenschap was ook de belangrijkste karaktereigenschap van profeet Mohammed  (vzmh) vóór zijn profeetschap. Ik wil dat leerlingen hoop hebben en liefde ontwikkelen naar God, de Schepper toe. Daarom is de affectieve component in elke les aanwezig, en gebruik ik dit aspect als katalysator om de bovengenoemde doelen te bereiken.  Verschillende religieuze verhalen vertaal ik naar onze tijdsgeest om de leerlingen de boodschap juist en efficiënt over te brengen.’

Wat zijn successen in je onderwijs waar je trots op bent? 

‘Ik ben vooral trots wanneer leerlingen bij mij komen vertellen dat ze door mijn lessen een open mind hebben gekregen en dankbaar zijn, ondanks dat ze in het begin moeite hadden om dezelfde mening te delen. Ik heb mijn lessen niet altijd op microniveau of klasniveau gehouden. Ik heb de lessen ook buiten de schoolmuren en schooluren getrokken. Gedurende mijn carrière heb ik heel diverse activiteiten gedaan met mijn leerlingen. Na een aantal jaren lesgeven merkte ik dat jongeren andere werelden wilden ontdekken. Maar dat was voor hen niet makkelijk, vooral voor de meisjes was er een drempel. Ik begon reizen te organiseren buiten de schooldagen. Deze waren zeer efficiënt en veelzijdig. We hebben veel citytrips gemaakt naar Europese landen, waar we zowel islamitische als andere religieuze instituten of plaatsen bezochten. Ook heb ik veel studiereizen georganiseerd naar Istanbul, een wereldstad met een zeer rijke geschiedenis. Deze studiereizen waren goede momenten om veel vaardigheden te oefenen, zoals aandacht richten, onderzoeken, nieuwsgierig zijn, verdraagzaamheid, in groepen werken en andere deugden internaliseren gedurende de hele week. Naast deze reizen probeerde ik mijn leerlingen te interesseren in kunst. Met een grote groep leerlingen hebben we diverse toneelstukken geschreven en gespeeld. Hierin was er ook grote interesse. Er zijn leerlingen die zich verder hebben ontwikkeld in kunst, zoals muziek, schilderen, regie en dergelijke.

‘Tijdens activiteiten voor anderen zag ik hoe behulpzaam en barmhartig de jongeren zijn.’

Later ben ik gestopt met deze activiteiten en begon ik humanitaire hulpacties te organiseren. Hier deden de leerlingen massaal aan mee. We hebben heel diverse activiteiten georganiseerd om weeskinderen in arme landen te helpen. Tijdens activiteiten voor anderen zag ik hoe behulpzaam en barmhartig de jongeren zijn. Dit heeft mijn liefde voor mijn vak en beroep versterkt. Een leerling die voor mijn vak was gezakt en strafstudie had, kwam die avond helpen bij de afwas van 200 mensen. Ik kan honderden van zulke voorbeelden opsommen. Ik ben echt trots op mijn leerlingen dat ze hun woede opzij kunnen zetten als het gaat om mensen helpen. 

Vanwege mijn leeftijd en een zoon die extra aandacht nodig heeft, houd ik mijn beroep nu binnen de schoolmuren en op klasniveau. Maar de jongeren kunnen altijd bij mij terecht voor steun bij hun problemen. 

Wat betreft het islamonderwijs zijn er ook zaken waar ik trots op ben. Toen ik begon met lesgeven, hadden we totaal geen materiaal om in de klas te gebruiken. Ik herinner me nog dat ik veel teksten zelf moest vertalen en met de typemachine moest typen en afbeeldingen moest kopiëren, knippen en plakken om toch iets aan de leerlingen te kunnen geven. Toen ik pedagogiek studeerde, zag ik dat wij islamleerkrachten een enorm gebrek hadden aan didactische materialen. Ik wilde een bijdrage leveren aan dit gebrek. Ik heb een Turks verhalenboek vertaald naar het Nederlands. Deze verhalen waren zeer effectief en efficiënt voor de aanloop van de les, met zeer effectieve morele boodschappen. Ook heb ik een aantal films vertaald en laten ondertitelen, films die ik mocht vertalen en gebruiken vanwege auteursrechten. Deze materialen heb ik via het Centrum Islamonderwijs aan de leerkrachten verstrekt. 

Ongeveer 10 jaar geleden heb ik een simpel model ontwikkeld om de morele vorming in de lessen islam te implementeren. We hadden toen ook een leerplan voor het vak islam. Het model was gebaseerd op de verschillende leerdomeinen in het leerplan en diende als leidraad om in elke les te werken aan de morele ontwikkeling van de leerlingen. Samen met een collega hebben we ook een paar sessies gegeven aan onze collega’s over hoe ze het morele vormingsproces van hun leerlingen kunnen begeleiden en ondersteunen.

‘De leerlingen hebben zeer oppervlakkige kennis over de Gouden Periode van de moslims.’

Ondertussen hadden de islamleerkrachten voldoende materialen en lessen om in de klas te gebruiken. Op microniveau waren er goede en leerrijke instrumenten. Ik wilde deze keer op nationaal niveau, voor alle islamleerkrachten in Vlaanderen, iets interessants voorstellen. Ik heb met behulp van een paar collega’s een lessenpakket ontwikkeld voor het basis- en secundair onderwijs. We noemden het project ’themaweek’, waarin gedurende een week of twee weken de leerlingen dezelfde les of hetzelfde onderwerp krijgen. Het lessenpakket heet ‘Avicenna en de Gouden Periode van de moslims’. Dit werd ook door het CIO (Centrum Islamonderwijs) aan alle leerkrachten bezorgd. Ze kregen voldoende tijd en ruimte om deze lessen te geven. Het was de eerste keer dat zoiets werd ingepland en het was niet evident om meteen hun agenda aan te passen. Achteraf mochten ze feedback geven via een vragenlijst. Helaas was er zeer weinig respons, wat een negatieve invloed had op mijn motivatie om een tweede themaweek te organiseren. 

Waarom ik voor de eerste themaweek dit onderwerp heb gekozen, heeft twee belangrijke redenen. Ten eerste vind ik dit onderwerp zeer belangrijk. De leerlingen hebben zeer oppervlakkige kennis over de Gouden Periode van de moslims. Ze zijn trots op hun verleden en moslimidentiteit en het versterkt hun zelfvertrouwen dat hun voorouders een grote bijdrage hebben geleverd aan de mensheid. Het verdiepen van deze kennis kan helpen om een dieper begrip en een sterkere basis te creëren voor de leerlingen.

Ten tweede komt dit onderwerp in het leerplan enkel voor in het vierde jaar van het secundair onderwijs. Ik vond dit veel te weinig. Dit onderwerp moet elk jaar aan bod komen, zelfs in het eerste jaar van het basisonderwijs. De leerlingen moeten goed beseffen wat de mentaliteit van de moslims toen was en wat hen aanzette om zo’n grote bijdrage te leveren. Deze mentaliteit moeten wij bij de leerlingen doen herleven, natuurlijk in de tijdsgeest van nu.’

Wat is een vraagstuk of een uitdaging in het vak waar je nu vooral aan werkt?

 ‘Kritisch nadenken neemt af bij leerlingen, zeker met de opkomst van AI. Alles is klaar voor hen. Met de opkomst van kunstmatige intelligentie besef ik dat ik mijn onderwijspraktijk moet aanpassen, of dat ik dit onbewust al doe. Ik ben echter nog zoekende naar de juiste aanpak. Ik ben voorstander van een rationele islam en zie dat afnemen. Het lijkt alsof de tijd van de rede voorbij is en we een nieuw tijdperk betreden. De toekomst is onzeker, en daarom zoek ik naar manieren om mijn leerlingen voor te bereiden op wat komen gaat. Welke eigenschappen moeten zij ontwikkelen om zich staande te houden in een snel veranderende wereld? Wat is de plaats van religie in dit nieuwe tijdperk?

Hoewel leerlingen hun behoeften of tekorten niet altijd duidelijk kunnen verwoorden, merk ik dat er een gebrek aan zingeving is.’

Ik zie dat de religieuze beleving onder jongeren een andere dimensie heeft gekregen dan bij de jongeren van dertig jaar geleden. Religieuze rituelen nemen af of krijgen een andere invulling, maar toch blijft religie een zeer belangrijk facet in hun leven. De leerlingen zoeken naar zingeving en zoeken meer naar spiritualiteit. Hoewel leerlingen hun behoeften of tekorten niet altijd duidelijk kunnen verwoorden, merk ik dat er een gebrek aan zingeving is. Dit kunnen ze vaak niet rationeel verklaren. Ik probeer islamitische rituelen een spirituele betekenis te geven, zodat leerlingen in contact kunnen komen met hun ziel en het absolute. Vervolgens kunnen zij zelf invulling en betekenis geven aan deze rituelen en hun religieuze beleving. Bijvoorbeeld: met de naderende ramadan zullen leerlingen vaak zeggen dat ze vasten om empathie te tonen met arme mensen. Ik geef hun beeld van ramadan een diepere dimensie door te benadrukken dat vasten ons in staat stelt om twee eigenschappen te oefenen waardoor we dichter bij God komen. Het vasten wijst ons erop dat God niets nodig heeft voor Zijn bestaan en de iftar leert ons dat we volledig afhankelijk zijn van wat God ons schenkt.’

Wat betekent de VDLG voor jou, en wat zou je graag nog meer zien binnen de VDLG?

 ‘Ik vind in de Narthex heel vaak interessante artikelen die mij helpen in mijn lessen. Zoals het nummer over monoreligieus leren. In België is de vereniging weinig bekend. Daar zijn nog wel kansen voor de VDLG. Voor ons is Centrum Islamonderwijs en een Facebookgroep van islamleraren vooral het platform waar we lesmateriaal delen. Waar de VDLG wat meer aandacht aan zou kunnen besteden, is islamonderwijs en ILD, zeker omdat naar verwachting basis- en secundair onderwijs dit gaan krijgen en mogelijk godsdienstonderwijs in België ook wordt afgeschaft en we alleen nog ILD zullen hebben.’ 

Wat zou jij VDLG en je collega’s binnen de vereniging kunnen bieden? Waar ligt jouw expertise of kwaliteit?

 ‘Ik ben heel erg thuis in islamonderwijs. Ik weet goed welke materialen goed werken en hoe je het gesprek met moslimjongeren kunt voeren. Ik kan ook een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van educatieve materialen.

Bronnen 

Centrum Islamonderwijs Belg 

Netwerk islamexperten België

In gesprek

De lespraktijk van Younes Boudarqa

De lespraktijk van Markus Altena Davidsen

De lespraktijk van Juliëtte van Deursen-Vreeburg

De lespraktijk van Enrico van Rooij

De lespraktijk van Albert Jan Lourens

De lespraktijk van Benthe le Clercq

Terugkijken & vooruitblikken: ‘Leraren die levensbeschouwelijk thuis zijn en daar een verhaal rond hebben’

Terugblikken & vooruitkijken: ‘Hoe maken we nieuwe leraren verliefd op het vak?’

Terugblikken & vooruitkijken: ‘Het is zaak samen te zorgen voor hoge kwaliteit in ons vak’

Terugblikken & vooruitkijken: ‘Uitkijken naar de studiedag en het inspiratieboek’

Terugblikken & vooruitkijken: ‘Doen en ervaren spreekt jongeren enorm aan’ 

Terugblikken & vooruitkijken: ‘Vol vuur van start’

De lespraktijk van Patrick van Doeveren

De lespraktijk van Davina Jochems

De lespraktijk van Jan Bollemaat

De lespraktijk van Corien Jeronimus

De lespraktijk van Janneke Sonneveld

De lespraktijk van Bill Banning

De lespraktijk van Marion van Ham