De lespraktijk van Benthe le Clercq
Komende tijd stellen verschillende collega’s levensbeschouwing/ godsdienst, lid van de VDLG, zichzelf en hun lespraktijk voor. De interviews geven een kijkje in de keuken en maken de kennis die er in scholen is zichtbaar.
Wie ben je, waar werk je en welke werkzaamheden doe je?
‘Ik ben Benthe le Clercq. Ik ben 24 jaar oud en ben docente LEF op Carolus Borromeus College in Helmond. LEF is een afkorting voor levensbeschouwing, ethiek en filosofie. Ik geef voornamelijk les In de onderbouw aan de eerste en de tweede klassen. Ik heb tien klassen dit jaar. In de onderbouw zijn we vooral bezig met levensbeschouwing en ethiek en leggen we een klein beetje de basis voor filosofie. Bij ons op school gaan we pas vanaf de bovenbouw echt flink met de filosofie aan de slag. Ik heb vooral onderbouw en leg daar de basis. Ik ben ook coach van havo 1 en 2-leerlingen. Hen begeleid ik individueel. En ik help ook nog mee met de GSA. Dat is de Gender & Sexuality Alliance, bedoeld voor leerlingen die te maken hebben of interesse hebben in LHBTI+ als onderwerp.’
‘Wij maken gebruik van de methode Standpunt. We hebben binnen de sectie afspraken gemaakt hoe we die gebruiken. We hoeven de methode niet geheel te volgen. We gebruiken hem vooral als inspiratie of om aan opdrachten te komen, die we dan in een ander jasje steken. Dat is heel fijn. Bij elk hoofdstuk vind je aan het eind een aantal leerpunten. We kiezen daaruit leerpunten die wij graag willen behandelen bij de verschillende hoofdstukken. Zeker in de brugklas geeft een boek duidelijkheid aan leerlingen. We gaan in de komende periode aan de slag met jodendom en christendom. Ik probeer daar dan de kern uit te halen door iedere les ook een verhaal mee te nemen dat te maken heeft met de lesstof.’
‘Ik was zelf ook altijd een beetje alternatief en excentriek, deed aan musical en theater, dat wil ik ook kunnen toepassen in een baan.’
Wat heeft je doen kiezen voor het vak?
‘Ik wist al eigenlijk van jongs af aan dat ik het onderwijs in wilde gaan. Thuis in de kast hebben we nog allemaal mapjes van al het schoolwerk dat ik als kind bewaarde om thuis schooltje mee te spelen als er iemand over de vloer kwam. Toen ik op de middelbare school zat, ik heb eerst vmbo gedaan, toen had ik me ingeschreven bij onderwijsassistent. Ik kwam er toen achter dat onderwijsassistent voornamelijk gericht was op jonge kinderen en basisschoolkinderen. Dat sprak me niet aan. Ik ben daarom naar de havo gegaan. Toen heb ik wat meer diepte in verschillende vakken gekregen. Ik heb toen ook meegedaan aan een meeloopdag. In eerste instantie wilde ik biologie gaan geven, want dat vond ik zelf een van de leukste vakken, maar toen ik erachter kwam dat in die opleiding ook wiskunde, natuurkunde en scheikunde aan bod kwam, heb ik dat opgegeven, want daar ben ik niet zo goed in. Toen bedacht ik me welke vakken ik ook leuk vond en ben ik bij levensbeschouwing gaan kijken. Dat was meteen zo’n warm bad. De mensen waren daar zo vriendelijk en de open dag gaf zo’n goed beeld van de opleiding, dat ik dacht: dit zijn echt mijn mensen en dit wil ik graag gaan doen. Ik ben in 2018 begonnen met de lerarenopleiding levensbeschouwing bij Fontys in Tilburg en ik was ontzettend blij dat ik daar terecht ben gekomen, want dat was echt waar ik naar op zoek was.’
‘Als ik kijk naar levensbeschouwing, vind ik dat wat wij als mens allemaal gemeen hebben, is dat wij eigenlijk bestaan uit verhalen.’
Wat is voor jou belangrijke inspiratie in je werk?
‘Voor mij zijn om te beginnen de docenten waar ik zelf les van heb gehad een inspiratie. Ik vond hen altijd heel erg authentiek. Ik heb altijd eigenzinnige docenten voor mijn neus gehad en dacht: Ik was zelf ook altijd een beetje alternatief en excentriek en ik deed aan musical en theater, dat wil ik ook kunnen toepassen in een baan. Als ik kijk naar levensbeschouwing vind ik wat bijvoorbeeld Isolde de Groot schrijft heel interessant. Ze schrijft over het narratief onderwijs. Als ik kijk naar levensbeschouwing, vind ik dat wat wij als mens allemaal gemeen hebben, is dat wij eigenlijk bestaan uit verhalen. Ik vind dat Isolde de Groot dat in haar artikelen duidelijk beschrijft. Zie bijvoorbeeld haar bijdragen aan het Vakdidactisch Handboek. Ik doe heel veel met verhalen in mijn leven en mijn lessen. De verhalen van leerlingen, maar ook de oude bekende verhalen van verschillende geloven en culturen. Dat probeer ik op een positieve manier toe te passen. Het gebruik van die verhalen zorgt dat de leerlingen kunnen kennismaken met bepaalde visies of achtergronden van culturen en maakt de lessen heel erg levendig. Het is alsof de geschiedenis voor je ogen tot leven komt en leerlingen zich erin kunnen leren herkennen.’
Wat zijn successen in je onderwijs waar je trots op bent?
‘De mavo-brugklassen vinden het vak soms nog wel een beetje een ver-van-mijn-bed-show. Ze nemen dingen vaak heel erg letterlijk. Het heeft ook te maken met de psychologische fase waar ze zich in vinden. Ze vinden de vakinhoud vaak nog een beetje vaag of saai en stellen de vraag: ‘Waarom hebben we dit vak nou eigenlijk? Waar zijn we eigenlijk mee bezig?’ Om met name hen te helpen, heb ik mijn afstudeeronderzoek zo ingericht dat de leerlingen zelfstandig met het hoofdstuk met de stof aan de slag gingen. Ze konden kiezen om er zelfstandig aan te werken of om mee te doen met de uitleg en samen opdrachten te doen. Op die manier merkte ik uiteindelijk dat de leerlingen die er interesse voor begonnen te krijgen dan vaak aansloten bij begeleiding en dat de leerlingen die het al interessant vonden heel goed zelfstandig op weg konden gaan. Het was een interessante uitdaging om ze zoveel vrijheid te geven. Want in het begin was de reactie: ‘We hebben de vrijheid, we gaan niks doen’ tot ze erachter kwamen dat werk klaar moest zijn en er een toets aankwam. Ik doe het nog op deze manier, in een enigszins aangepaste vorm. Het is weer iets meer klassieker. In het begin merken we dat bij het leggen van de basis de leerlingen wel echt strakkere structuur nodig hebben. Om te leren waarop ze moeten letten. Als er eenmaal die basisstructuur is, dan mogen ze kiezen om zelfstandig opdrachten te maken of meer klassikaal de les te volgen. Ze zijn wel allemaal in het lokaal, maar een deel van de klas gaat dan bijvoorbeeld achterin aan de slag en de andere leerlingen komen voorin zitten. In het hoofdstuk “Wie ben ik?” van Standpunt geven de leerlingen antwoord op een levensvraag door zichzelf op verschillende gebieden voor te stellen. Daar komen de leerlingen echt tot heel creatieve uitwerkingen! Een andere opdracht is het schrijven van een sprookje, waarbij leerlingen antwoord geven op de vraag: Wie speel jij in het sprookje over je leven?’
‘De uitdaging bij LHBTQ blijft vooral dat we te maken hebben met sommige ouders die daar sterke meningen over hebben.’
Wat is een vraagstuk of een uitdaging in het vak waar je nu vooral aan werkt?
‘Ik vind onderwerpen die met identiteit en diversiteit te maken hebben heel interessant. Vragen rondom LHBTQ. Dat komt doordat ik op de middelbare school veel vrienden had die onderdeel van waren. In onze samenleving is het een onderwerp dat bij veel mensen gevoelig ligt. Iedereen heeft er een sterke mening over. LHBTQ, identiteit en diversiteit is wel een thema waar ik binnen levensbeschouwing graag mee aan de slag ga. We hebben in de tweede klas seksualiteit als een hoofdstuk. De uitdaging bij dat thema blijft vooral dat we te maken hebben met sommige ouders die daar sterke meningen over hebben en die niet willen dat hun kind daar bijvoorbeeld het gender alfabet gaat aanleren. Daar gaat het bij levensbeschouwing ook niet om. Het gaat vooral over hoe verhoud ik me tot diversiteit. We leven in een multiculturele samenleving. Er zijn heel veel verschillende soorten mensen. Hoe doen we dat met elkaar?’
‘Bij de VDLG vond ik een genootschap van collega’s, mensen met dezelfde interesses en liefde voor het vak.’
Wat betekent de VDLG voor jou, wat zou je graag nog meer zien binnen de VDLG?
‘Wat ik zelf zo leuk vind aan de vereniging is dat het dus zoveel collega’s zijn met allemaal verschillende visies. Het is onderling heel erg divers. Ik waardeer zo’n groep ook vooral omdat ik in de opleiding in Tilburg met een heel kleine groep te maken had. Bij de VDLG vond ik een genootschap van collega’s, mensen met dezelfde interesses en liefde voor het vak. Het was heel fijn zo contacten te vinden en ook te kunnen sparren over onderwerpen. Bijvoorbeeld op de studiedag.’
Wat zou jij VDLG en je collega’s binnen de vereniging kunnen bieden? Waar ligt jouw expertise of kwaliteit?
‘Dat is een goeie vraag. Ik ben zelf nog redelijk zoekende in wat nu mijn levensbeschouwelijke specialiteit is. Maar ik denk dat die zeker ligt op het gebied van verhalen en narratieven. Daar wil ik graag in de toekomst ook zelf wat meer mee doen.’